Évaluer le bien-être des chevaux : une approche comportementale multidimensionnelle

Het welzijn van paarden beoordelen: een multidimensionale gedragsbenadering

Het welzijn van gedomesticeerde paarden (Equus caballus) is een groeiende bezorgdheid binnen de wetenschappelijke en ethologische gemeenschappen. Hoewel de leefomstandigheden van paarden hun welzijn kunnen aantasten, is het nog steeds een uitdaging om tekenen van welzijnsproblemen effectief te detecteren om gepaste maatregelen te nemen. Een recent onderzoek heeft deze problematiek onderzocht door vier categorieën van gedragsindicatoren te evalueren met behulp van drie complementaire methoden: het AWIN-protocol, scan sampling en enquêtes.

Vier belangrijke gedragsindicatoren

Het onderzoek richtte zich op vier gedragingen die algemeen worden erkend als signalen van verminderd welzijn:

  • Stereotypieën (repetitieve gedragingen zonder duidelijke functie, zoals luchtzuigen of weven),

  • Agressie tegenover mensen,

  • Gebrek aan respons op de omgeving (apathie, terugtrekking),

  • Hypervigilantie (voortdurende waakzaamheid, vaak geassocieerd met chronische stress).

Deze indicatoren zijn goed gedocumenteerd in de wetenschappelijke literatuur, maar blijven moeilijk nauwkeurig te beoordelen.

Drie geëvalueerde methoden

Om deze gedragingen te meten, werden drie benaderingen gebruikt:

  • Het AWIN-protocol (Animal Welfare Indicators), dat een gestandaardiseerde beoordeling van dierenwelzijn biedt,

  • Scan sampling, een methode van gedragsobservatie op regelmatige tijdsintervallen,

  • Enquêtes, waarbij de percepties van verzorgers of eigenaars worden verzameld.

Het doel was om na te gaan of deze methoden een betrouwbare en consistente beoordeling van de vier gedragsindicatoren mogelijk maken.

Resultaten: beperkte validiteit en reproduceerbaarheid

Het onderzoek, uitgevoerd bij 202 paarden in groepshuisvesting met individuele boxen, toonde aan dat de reproduceerbaarheid van metingen na drie maanden, evenals de convergente validiteit (correlatie tussen methoden), over het algemeen laag was. Dit benadrukt de complexiteit van het betrouwbaar beoordelen van gedragsmatig welzijn bij paarden.

Twee indicatorcategorieën sprongen er echter uit:

  • Stereotypieën en agressie vertoonden een betere reproduceerbaarheid en hogere convergente validiteit.

  • Gebrek aan respons op de omgeving en hypervigilantie bleken moeilijker op een consistente manier te beoordelen.

Onder de gebruikte methoden bleek scan sampling het meest effectief voor het detecteren van de beoogde gedragingen.

Naar een geïntegreerde beoordeling van paardenwelzijn

Een belangrijk inzicht uit deze studie is het gebrek aan sterke correlatie tussen de vier indicatorcategorieën. Dit suggereert dat geen enkele gedragsindicator op zich het globale welzijn van een paard volledig kan weerspiegelen. Het is daarom aanbevolen om deze indicatoren samen te beschouwen binnen een breder beoordelingskader dat ook fysiologische (zoals hartslag of cortisolniveau) en gezondheidsmetingen (lichamelijke conditie, verwondingen, enz.) omvat.


Conclusie

Deze studie onderstreept de methodologische uitdagingen bij het beoordelen van paardenwelzijn en biedt verbeteringspistes, met name voor punctualere metingen zoals die van het AWIN-protocol. Ze herinnert aan het belang van een multidimensionele benadering waarbij verschillende soorten indicatoren worden gecombineerd om tot een vollediger en betrouwbaarder welzijnsbeeld te komen.


Het welzijn van gedomesticeerde paarden: een centraal aandachtspunt in toegepaste ethologie en houderijsystemen

Hoewel abnormaal gedrag een indicatie kan zijn van welzijnsproblemen, vereist een volledige beoordeling ook aandacht voor fysiologische behoeften, omgevingsfactoren, gezondheid en de kwaliteit van de mens-dierrelatie.

1. Gedragsindicatoren: waardevolle waarschuwingssignalen

De recente studie bij 202 paarden in groepshuisvesting identificeerde vier gedragingen als signalen van een verminderd welzijn:

  • Stereotypieën: repetitieve gedragingen zonder duidelijk doel (luchtzuigen, weven).

  • Agressie tegenover mensen: bijten, dreiging, defensieve reacties.

  • Gebrek aan respons op de omgeving: apathie, sociaal terugtrekgedrag, langdurige onbeweeglijkheid.

  • Hypervigilantie: constante waakzaamheid, vaak gelinkt aan chronische stress.

Daartegenover staan positieve welzijnsindicatoren, zoals:

  • Natuurlijke houdingen: liggend in sternale of laterale houding, ontspannen observatiehouding.

  • Sociale interacties: vriendschappelijk contact met andere paarden, wederzijdse verzorging (allo-grooming).

2. Fysiologische behoeften: essentiële basis

Een gezond paard moet kunnen voldoen aan fundamentele behoeften:

  • Toegang tot regelmatige voeding, bij voorkeur onbeperkt hooi,

  • Geen tekenen van honger of dorst,

  • Voldoende toegang tot schoon drinkwater.

Deze elementen zijn cruciaal om spijsverteringsstoornissen, orale stereotypieën en frustratiegedrag te voorkomen.

3. Leefomgeving: een aangepaste leefruimte

De leefomgeving heeft directe invloed op het welzijn:

  • Beschutting tegen weersomstandigheden,

  • Comfortabele ligruimte: schone bodembedekking, voldoende plaats om te liggen,

  • Thermisch comfort: ideale temperatuur tussen 10 en 15 °C,

  • Bewegingsmogelijkheden: toegang tot paddock of dagelijkse bewegingsruimte.

Een verrijkte omgeving bevordert natuurlijk gedrag en vermindert gedragsstoornissen.

4. Gezondheid: een fundament van welzijn

De gezondheidsstatus is een directe welzijnsindicator:

  • Geen zichtbare verwondingen, kreupelheid of ziektes,

  • Geen chronische pijn (vaak herkenbaar aan veranderingen in houding of gedrag).

  • Regelmatige veterinaire zorg en nauwgezette observatie zijn onmisbaar.

5. Natuurlijke gedragingen en mens-dierrelatie

Een paard moet:

  • Soorteigen gedrag kunnen uiten: exploratie, voeding, sociale interacties,

  • Dagelijks naar buiten kunnen, bij voorkeur in groepsverband,

  • Een positieve relatie met mensen onderhouden, gekenmerkt door rustige, respectvolle omgang.

Deze interacties beïnvloeden niet alleen het psychologisch welzijn, maar ook de medewerking en veiligheid tijdens verzorging of werk.


Conclusie: een globale en multidimensionele benadering

Paardenwelzijn kan niet worden beoordeeld aan de hand van één enkele indicator. Recent onderzoek toont aan dat abnormaal gedrag onderling niet altijd gecorreleerd is, wat het belang benadrukt van een geïntegreerde benadering, gebaseerd op:

  • Gedragsindicatoren,

  • Fysiologische en gezondheidsmetingen,

  • Beoordeling van de leefomgeving en sociale interacties.

Deze aanpak maakt het mogelijk om risicosituaties nauwkeuriger te identificeren en houderijpraktijken aan te passen voor een betere levenskwaliteit van paarden.


Bronnen:

  • CNR BEA | Horse welfare: A joint assessment of four categories of behavioural indicators using the AWIN protocol, scan sampling and surveys

  • LFPCheval | Certain indicators of horse welfare in boxes evolve over time


Opmerkingen:
De informatie afkomstig van externe bronnen op deze pagina kan fouten bevatten en wordt verstrekt zonder enige garantie op volledigheid, actualiteit of juistheid.
Het is aan de gebruiker om deze informatie naar eigen inzicht te controleren en te gebruiken.
De website van Horse Remedy kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de interpretatie of gevolgen van het gebruik van deze informatie door internetgebruikers.

Terug naar de blog